Oude verhalen – Ans

Hoe ging het korfbal lang geleden? Hoe was het korfbal vroeger bij SAMOS of DVS? Wat gebeurde er bij Synergo? We zoeken oude verhalen voor #100jaarkorfbalinUtrecht en #25jaarSynergo. Deze keer oude verhalen van Ans Peetoom – de Groot.

Ans (1927) heeft van 1941 tot 1950 bij SAMOS gespeeld en draagt een foto uit die tijd altijd bij zich waar ze altijd met veel plezier naar kijkt: ‘Ik had de tijd van mijn leven! Het was een van de mooiste periodes uit mijn leven’.

Na een bericht over oude verhalen van SAMOS/ DVS/ Synergo en 100 jaar korfbal in Utrecht in de Facebook-groep “I like korfbal” nam Ans’ dochter Hester contact op dat haar moeder nog bij SAMOS heeft gekorfbald in de oorlog.

Ondanks dat Ans een week later de sleutel zou krijgen van haar nieuwe appartement, mocht ik gelukkig in Dordrecht langskomen voor haar oude verhalen! Ans: ‘Het korfbal gaat niet door en ik kan nu niet bridgen, leuk om tijdens deze corona-periode ook even iemand anders te spreken’.

‘Ik heb een goede tijd gehad bij SAMOS. Ik vond het korfbal leuk. We hadden een leuke ploeg én we speelden goed. Ik volg het korfbal nu nog heel graag. En met veel plezier, als ze goed spelen. Ik rijd met mijn dochter Hester mee om bij mijn kleindochter te kijken. Op zondag kijk ik altijd naar de korfbaluitslagen en ik kijk korfbalwedstrijden op de tv, zoals de laatste zaalfinale Fortuna tegen PKC. Helaas is korfbal niet echt een sport om te zien en om iemand snel aan te spreken. Gelukkig is dat de laatste jaren wel veel beter.’

Ans

In haar SAMOS-tijd dacht de penningmeester “kip, ik heb je” en vroeg Ans om de contributie bij de leden op te halen. ‘Dat gebeurde bij de mensen aan de deur en de contributie was 1,50 gulden per maand. Soms kwam ik 2 keer terug als iemand niet thuis was. Of als ze het geld niet hadden. Ik was altijd als eerste klaar.’
Ans vertelde ook dat ze toen aan de deur langskwam voor het contributiegeld bij de ouders van haar latere man Wim. ‘Toen wist ik dat nog niet hoor!’

Korfbal

Ans: ‘In 1941 was ik 13 en kwam een jongen mijn klas van de MULO binnen om mensen te vragen mee te trainen voor schoolkorfbal. Mijn vader kende korfbal van de HBS in Amsterdam en vond het goed. Zo kwam ik bij SAMOS terecht.

Er was toen een ballotage om lid te mogen worden. Het ging erom wie je in de vereniging, in huis, haalt. Er waren bepaalde eisen, zoals uit welk milieu het gezin kwam en of nieuwe mensen bij de vereniging zouden passen.’

Bets Borren, de zus van Tjaak, nam Ans onder haar hoede. ‘Zij vertelde me wat ik moest doen in het veld. Ik kwam al snel in het eerste. Ik was 15, apetrots en wel zenuwachtig in het begin. Ik had kramp in mijn buik van de spanning: “Ben ik mijn plaats in het team wel waardig?”. Verdedigend was ik als de dood dat ik er 1 zou doorlaten!

Ik was meer een aangeef en onderschepte veel ballen. Vanuit de aangeef stapte ik dan achteruit om het schot af te vangen. In één wedstrijd heb ik een keer 5 keer gescoord. Ik was apetrots!

In 1952 zijn we verhuisd van Utrecht naar Sittard. Een jaar eerder, in de tijd voordat mijn dochter werd geboren, ben ik gestopt met korfballen. Daarna ben ik daar bij Excelsior begonnen en heb in het eerste gespeeld.’ En met een grote glimlach: Ik was de beste speelster die er liep. Ze konden daar nog wat van me leren.

Na 8 jaar verhuisden we naar Dordrecht. Toen onze krantenjongen het geld kwam ophalen, vertelde dat hij die middag nog moest korfballen, bij De Regenboog. Hier hadden ze me ook snel te pakken. Omdat mijn zoon Wim jr. hogerop wilde spelen, heeft hij de overstap gemaakt naar Deetos. De rest van het gezin volgde. Wim jr. kwam uiteindelijk in oranje en werd in 1982 korfballer van het jaar. Ook mijn kleindochter Marit heeft het oranjeshirt mogen dragen.’

Nadat Ans helemaal gestopt was korfbal, ‘dat is wel een halve eeuw geleden!’, heeft ze nog één keer gespeeld, in een wedstrijd tussen de A’tjes en de ouders, met onder andere Erik Wolsink.

Een bal schieten ziet ze nu niet meer zitten: ‘Ik heb de kracht niet meer om ver te gooien. Dat moet ik op mijn leeftijd ook niet meer doen.’

Korfbal vroeger

‘We deden hartstikke ons best!’, vertelt Ans. ‘Op de trainingen deden we alleen partijtjes. Al die oefeningen van nu kenden wij toen niet. In het middenvak kon je veel rennen en dat deed ik met veel plezier. Het was wel een ellende als de bal maar niet kwam in de aanval, omdat hij iedere keer werd onderschept. Vooral als je daar dan maar in de modder en de regen kou stond te lijden…’

Ans vertelde dat de dames de heren ondersteunden tijdens de wedstrijd: ‘De twee heren stonden voor bij de lijn. Eén dame stond onder de korf en één dame stond in het midden van het vak, in de aangeef. De heren speelden dan naar de dame in het midden. Dan konden de heren langs hun tegenstanders lopen. In de verdediging sprong ik vaak voor mijn dame. Dan had ik de bal en was mijn dame kwaad.

Na de wedstrijd was er geen douche: er was alleen een kraan. Stonden we buiten op een rijtje om ons te wassen. We waren nog nooit zo schoon geweest in die tijd!’
In een sporthal heeft Ans nooit wedstrijden gespeeld. ‘Wel hebben we twee keer overdekt getraind omdat het toen écht te koud was. We hadden in de winter altijd een keihard veld. Dan kon je echt een doodsmak maken.’

De aandacht voor techniek is eigenlijk niet veranderd volgens Ans: ‘Dat blijft belangrijk. Als een kind goed kan vangen, dan zie je dat gelijk. Je komt niet hoog als je niet goed kunt vangen. Vangen kun je of kun je niet, dat hoef je niet te leren. Dat geldt ook voor onderscheppen en inzicht.’

‘Sporten is goed voor de ontwikkeling en de saamhorigheid. Korfbal is voor mijn ontwikkeling heel goed geweest. En dat geldt nu nog steeds voor kinderen. Zeker als je een jaar of 14 bent en jongens en meisjes met elkaar sporten. En uit het korfbal komen de beste huwelijken voort. Dat geldt bijvoorbeeld voor mij en later ook voor mijn dochter Hester.’

Fiets en trein

Ans: ‘Bij uitwedstrijden gingen we met de fiets naar Hilversum, Bussum of Amersfoort. Niemand had in die tijd goede banden. Dus het gebeurde vaak dat iemand een lekke band had. Dan bleef de hele ploeg staan. Bandenplakspullen hadden we bij ons en om het lek te vinden, vroegen we ergens om water.

Als we met de trein gingen, dan fietsten we naar het Centraal Station Utrecht en stalden onze fietsen in de stalling onder het station. Soms kregen we daar te horen dat de wedstrijd was afgelast. Er was geen telefoon. Daar stonden we dan bepakt en bezakt. Konden we weer naar huis!

In de trein reisden we normaal gesproken natuurlijk 3e klasse; in de goederenwagen. Want we moest alles zelf betalen! Omdat mijn vader voor de NS werkte, had ons gezin nog wel eens kaartjes om vrij te reizen. En, daarmee mocht je ook een klasse hoger reizen. Samen met een medespeler die militair was, militairen mochten ook een klasse hoger reizen, reden we dan in de 2e klasse. De rest zat in de goederenwagon. Het was toch propvol, je miste elkaar toch niet!

Soms reden we daarna met een bus of tram. Als we bijvoorbeeld naar Rhenen gingen, zaten we altijd in de tram te bamzaaien. Daar hadden ze trouwens een scheef veld. Als je dan de bal neerlegde, rolde hij gewoon weg! De bussen en trams reden niet altijd op zondag. Meestal moesten we nog wel eens een uur lopen naar het veld.’

Korfbal in de oorlog

‘Wim groeide als jongen heel hard, maar nieuwe kleren waren niet te krijgen. Hij kreeg daarom de oude pakken van zijn vader. Mijn schoonzus had een shirt van SAMOS dat ik mocht gebruiken. Ik liep op houten schoenen zonder kousen. Schoenen om op te korfballen hadden we ook niet. Dat kon ook niet, want je moest je schoenen uitsparen. We konden in die tijd geen nieuwe schoenen kopen: die waren er gewoon niet. Als het veld zacht was, liep ik gewoon op blote voeten. Dat vond de scheidsrechter altijd wel goed. Gravel liep wel goed, want dat was fijngemalen en gewalst.’

Razzia

‘Op een dag tijdens een razzia schoten de Duitsers door de vloeren heen. Dat deden ze omdat veel mensen zich verstopten onder de vloer. De vloeren waren toen niet van cement, maar van hout. Maar die keer zaten mijn vader en broer onder de vloer! Gelukkig waren zij niet geraakt.

Een andere keer keek ik uit het raam van ons huis en zag dat de Duitsers mijn vriend Wim uit huis haalden. Ik zag hem weglopen. Hij bleek later naar kamp Amersfoort te zijn gebracht. Mijn schoonouders voelden zich enorm schuldig dat zij hem niet verstopt hadden. Mensen hebben van alles gedaan om hem weer vrij te krijgen. Hoe ze hem los hebben weten te krijgen, weet ik niet, maar we waren blij dat het gelukt is!’

Geverfde rokjes

‘Dames van onze tegenstanders hadden vaak hun rokjes zelf geverfd in de juiste clubkleur. Toen ik een keer het rokje vasthield van mijn dame, zat mijn hele arm onder de blauwe verf!’

Bombardement Leidseveer

Ans werkte in de oorlog bij Levensverzekering Utrecht aan het Leidseveer. ‘De Duitsers mikten bij een bombardement op het naastgelegen station, maar raakten ons bedrijf. Hierbij is nog een collega van ons overleden.

Ons bedrijf is toen verplaatst naar een tijdelijk kantoor in een herenhuis aan de Oude gracht. Daar stikte het alleen van de vlooien! Het toilet was vies en er waren geen spullen en geen mensen om schoon te maken. Dat deden we zelf ook niet. Daarom liep ik aan het einde van de dag snel in een half uur naar huis. Mijn vader hield dan thuis alvast de deur open, zodat ik snel kon plassen.’

Oversteken

Ans woonde tot 1950 in de Maasstraat in Utrecht: ‘Auto’s waren er nog niet veel. Er was één auto in de hele straat, die van de arts. Ik ging op de fiets naar het korfbalveld bij sportpark Welgelegen. Dan ging ik met het pontje over het Merwedekanaal.’

Een andere oversteek had meer gevolgen: ‘We stonden op Station Utrecht CS voor een uitwedstrijd en moesten naar een ander perron. Iemand vond dat we te veel trappen zouden moeten lopen, dus stapten we maar over het spoor naar het volgende perron. Toen werden we opgepakt! Hij heeft voorgesteld gezamenlijk de boete te betalen.’

Mental trainingen

‘Op zaterdagavond hadden we mental trainingen. We kwamen bij elkaar bij Jo van Leeuwen thuis en bespraken de ploeg en hoe het in het team ging. Het was oorlog, dus we hadden dan niets in huis aan eten of drinken.’

Toernooien

‘Als we een keer een toernooi hadden, namen we ons eigen brood mee. Er was geen kantine. Water om te drinken vulden we bij een kraan.’

Kampioenswedstrijd

Tijdens een kampioenswedstrijd speelde Bep Frederik op mijn plek en was ik reserve. Zelf heb ik er toen geen punt van gemaakt, want zij was lang en groot en ik was dat niet. En ik kreeg evengoed de bloemen. Maar mijn vriend Wim was heel kwaad en wilde zelfs zijn lidmaatschap opzeggen. Dat wilde ik zeker niet!’

Fluiten

Als Wim Ans kwam ophalen om te gaan korfballen, dan floot hij buiten het deuntje van het SAMOS- clublied en dan kwam Ans naar beneden: ‘De tekst van het lied weet ik nog. Het begon met “Wij zijn door de sport hier samen vereend”’.

Een wedstrijd fluiten heeft Ans later bij Deetos eens geprobeerd. ‘In plaats van te fluiten, ging ik staan wijzen! Nee, dat fluiten was mijn vak niet. Een familietrekje: wij zijn meer spelers dan fluiters.’

In plaats van te fluiten, ging ik staan wijzen! Nee, dat fluiten was mijn vak niet

Zomeravondkorfbal

Toen Ans het had over zomeravondkorfbal bij SAMOS, moest ik gelijk denken aan de zomerse trainingen van tegenwoordig waarin iedereen lekker meedoet, ongeacht uit welk team. Maar Ans bedoelde wedstrijden door de week: ‘We speelden dan op zomeravonden midweekwedstrijden tegen andere clubs. Dat was in de zomer, want dan was het nog lang licht. En van kantoor kwamen collega’s dan wel eens kijken.’

Korfbalkampen

Ook in de jaren ’40 waren er al korfbalkampen. ‘De kampen waren leuk! We hadden dan een kamp in Lochem of in Borculo. Soms wel twee kampen in één zomer! Ik mocht gelukkig altijd mee van mijn ouders. We sliepen dan in een boerderij, op de hooizolder. We moesten dan zelf ons beddengoed meenemen en stonden in de rij voor de wc.

Tijdens de kampen gingen we wandelen, van ’s avonds laat tot vroeg in de morgen. Dan zongen we en liepen we achter elkaar aan en hielden elkaars schouders vast.

Er was een keer dat ik maar niet kon slapen, omdat ik wat hoorde: we sliepen naast knorrende varkens!’

Wens voor Synergo

Ook na meer dan 70 jaar kijkt Ans met veel plezier terug op die jaren van SAMOS en praat ze graag over die mooie tijd. ‘Ik hoop dat Synergo zo hoog mogelijk mag eindigen en dat ze goed hun best blijven doen.’

Ans, bedankt voor deze mooie verhalen!
Sander.