Oude verhalen – Otto

Hoe ging het korfbal lang geleden? Hoe was het korfbal vroeger bij SAMOS of DVS? Wat gebeurde er bij Synergo? We zoeken oude verhalen voor #100jaarkorfbalinUtrecht en #25jaarSynergo. Deze keer oude verhalen van Otto van de Vijver.

Otto (1954) is oud-voorzitter van SAMOS. Daarnaast was hij onder andere coach van jeugdploegen, kampleider bij de SAMOS-kampen, redactielid en scheidsrechter.

Otto noemt zich ‘een bescheiden speler; geen briljante verdediger of goede aanvaller’. Deze bescheidenheid zag ik terug op enkele foto’s tijdens de bouw van de kantine: dames aan het zand scheppen en Otto die erbij stond.

Met theezakjes is Otto juist niet bescheiden: hij vindt dat je voor elk nieuw kopje thee een nieuw zakje moest gebruiken. Na enige aarzeling durfde ik te onthullen dat ik meestal twee, drie of soms zelfs vier keer met hetzelfde theezakje doe…

Otto vertelde mooie oude verhalen alsof we ‘Onder de grijze korf’ zaten; nog een keer zoals vroeger. Opvallend vind ik dat sommige onderwerpen nu weer, of nog steeds, actueel zijn. Zoals de manier van besturen van de vereniging en de vraag of de vereniging voor de topsport moet gaan of ook voor het breedtekorfbal.

Wat me zeker is bijgebleven is waar jeugdkampen en jaren later ‘zomaar’ een etentje toe kunnen leiden!

Otto

Als 18-jarige had Otto een eerste ‘baantje’ bij SAMOS. Hij was redactielid van het clubblad, het SAMOS-nieuws. Otto: ‘We maakten daarnaast ook een bijlage: “Punt, Het puntig orgaan van de ukv SAMOS”. In die tijd verrichte ik mijn eerste journalistieke daad met een interview met Herman Kuiphof, voetbalcommentator/ verslaggever van de voorloper van Studio Sport, Sport in Beeld.

Toen ik 19 was, verdween een aantal redactieleden vanwege een conflict met het bestuur. Zo werd ik de hoofdredacteur van het SAMOS-nieuws. Tevens was ik daarmee lid van het bestuur als vertegenwoordiger vanuit de redactie. Ik vond het hoogst interessant, want je zit in het bestuur overal dichtbij en weet veel als eerste.’

‘Je zit in het bestuur overal dichtbij en weet veel als eerste’

Daarnaast coachte Otto jarenlang jeugdploegen. ‘Ik vond dat ik niet zoveel kijk had op het korfbal. Niettemin werd mijn eerste Pupillen2-jeugdploeg in 1972 kampioen! Een jaar later trainde en coachte ik een D-ploeg. Dat was een team met echte talentjes, zoals Leon Dessé en Aldo Zwijgers. Ik vond het best lastig om ze te trainen. Ik wilde ze natuurlijk van alles leren en vond dat ze naar mij moesten luisteren. Maar zij wilden gewoon lekker korfballen, of lol maken, of klieren. Nee, ik had niet altijd orde.

Nog weer later coachte ik SAMOS Junioren 1 samen met trainer Wardy Doosje, de vader van Olmo. Het was niet echt een team, meer een vreselijke groep pubers bij elkaar! De familie van een van mijn spelers scheen betrokken te zijn bij inbraken in de kantine. Ook zou er een verband zijn tussen die familie en betrokkenheid bij schoten in de wijk achter SAMOS…

Er was in die tijd maar 1 juniorentwaalftal in de veldcompetitie, terwijl we in de zaal met moeite twee achttallen op de been brachten. Het gevolg was dat er binnen het team nogal wat niveauverschil was.

Volgens de TC deed ik het goed. Ik had een grote scheur en dat had de ploeg nodig. We speelden wel in de Hoofdklasse, dus het niveau was ook weer niet zo slecht. Volgens mij hebben we ons dat jaar in de hoofdklasse gehandhaafd, maar dat weet ik niet zeker meer. In de zaal speelden we voor SAMOS 1 en 2, die ook alle twee hoofdklasse speelden, en dan keek ik ook bij ons blij naar de goedgevulde tribunes.

Lang heb ik jeugdwedstrijden gefloten en het liefst de pupillen. Vaak zeiden coaches van de tegenpartij tegen me dat ik zo leuk had gefloten. Ik was ook een soort spelleider en legde de pupillen ook uit waarom ik floot. Als ze een overtreding begingen uit onwetendheid, floot ik er niet altijd voor. Tenzij ze het daarna nog een keer deden.’

Achter het raam

‘Toen ik een aspirantenwedstrijd van SAMOS A1 tegen SMS A1 floot, gaf de SMS-coach zó af op één van zijn spelers, waardoor die jongen steeds onzekerder werd. Omdat ik dat niet vond kunnen, heb ik er iets van gezegd. De coach ging maar door, waarna ik vervolgens het spel stillegde en hem naar de kantine stuurde. Hij wilde eerst niet, waarop ik rustig wachtte. Als in een vertraagde film liep hij tergend langzaam weg om achter het raam van de kantine te gaan zitten.’

Korfbal

‘Ik begon met korfbal als 14-jarige in Rotterdam, bij Rozenburg in de wijk Schiebroek. Ik was niet bepaald een schutter; pas in een zaalwedstrijd heb ik mijn eerste doelpunt ooit gemaakt, een schot van 6 meter. In het clubblad stond daarna: “Otto maakte een heel mooi schot”. De helft van de score: we wonnen met 2-1.

Toen ik 16 was, verhuisden we naar Utrecht-Overvecht. Op een dag gingen mijn vader en ik bij SAMOS kijken. We maakten een praatje met voorzitter Jo van Leeuwen. Daarna werd ik lid van SAMOS.

Omdat de juniorenteams vol zaten, kwam ik als 16-jarige in SAMOS 6. Dit was een jonge seniorenploeg van mijn eigen niveau. We zijn wel kampioen geworden!

Ik was geen briljante verdediger of goede aanvaller. Geen groot schutter, maar ik kon wel doorloopballen nemen! Tot mijn verrassing kwam ik vaak langs mijn tegenstander. Hoe ik het voor elkaar kreeg? Intuïtie, denk ik. Maar de bal moest er dan nog wel in en hij ging vaak mis…

Mijn grootste wapenfeit waren 8 doelpunten in één zaalwedstrijd met S8, mijn absoluut record!

Een keer in S6 stond ik in het vak met Gert Verhoef. Hij nam de bal uit na een doelpunt. Ik zei tegen Gert dat hij de bal naar mij moest gooien en toen schoot ik hem er vanaf de lijn in.

Janwillem Briedé heeft wel eens gezegd dat ik de meest onderschatte korfballer van SAMOS was. Was dat de waarheid? Om eerlijk te zijn: Ik vond mezelf een middelmatige speler en heb het tot de reserve tweede klasse geschopt. Toen ik 36 was, ben ik gestopt om tijd te besteden aan onze twee kleine kinderen.’

Korfbal vroeger

‘Het korfbal was vroeger een stuk trager dan nu. Dat kwam onder andere door het middenvak. Maar dat vak kon ook enorm stimuleren om na een onderschepping de bal heel snel naar de aanval te transporteren.

We speelden alles buiten en er was geen lange winterstop. Dan stond je nog wel eens te blauwbekken omdat het te koud was. Ik wilde altijd graag spelen en was chagrijnig als de wedstrijd was afgelast vanwege een onbespeelbaar veld of door sneeuw of regen. In die tijd kwam het zaalkorfbal op; in het begin speelden we in de Bernardhal, een grote hal die niet ingericht was op sporten.

Een ander verschil met vroeger is natuurlijk de rolverdeling tussen de mannen en vrouwen. Traditioneel ondersteunden de dames de heren. Als paaldames stonden zij in de afvang en aangeef om de heren te laten schieten.’

Kletsende dames

‘Een teamavondje met een jeugdploeg herinner ik me als de dag van gisteren. Ik fietste met de kids door Overvecht, we naderden een voorrangsweg. Twee meiden reden voorop, druk kletsend, geen enkele aandacht voor het verkeer. Ik zag op die voorrangsweg een auto nogal hard komen aanrijden. Die twee voorop hadden niets in de gaten, zij dachten gewoon over te steken. Ik kon niks doen dan de onvermijdelijke klap afwachten. Nooit in mijn leven ben ik meer geschrokken dan toen.

Op zo’n moment voel je je zó verantwoordelijk voor andermans kinderen en tegelijkertijd zo machteloos. Ik snap nog steeds niet hoe dat goed heeft kunnen aflopen. Gruwelijk was het.’

Kampen

‘Een aantal jaren heb ik de SAMOS-kampen geleid. In die jaren gingen we in de zomer een week op kamp naar een kampeerboerderij, in het Drenthse Diever, het Brabantse Eersel of in het Gelderse Bennekom.

Ik vond het leuk en genoot er echt van, ondanks dat het enorm intensief was met spellen organiseren, koken en natuurlijk weinig slaap. We hadden geen moment rust. Met de leiding waren we ook wel eens een avondje aan het biljarten in een café. Het waren de meest intensieve en misschien ook wel de leukste weken van het jaar.’

Lopen!?

‘Tijdens een juniorenkamp waren enkele deelnemers stiekem naar het dorp gelopen om een kratje bier te kopen. Heel stilletjes kwamen ze aan op het kamp met het kratje tussen zich in. Dat zagen Rob Lof, Tony van Ek en ik. In plaats van de verwachte reactie zeiden we: “Hebben jullie het hele stuk gelopen? Had het even gezegd, dan hadden we jullie met de auto gebracht!”.

Dit kamp was ook wel het kamp met de meeste ongelukken. We zijn zes keer naar de eerste hulp geweest. Toeval? Pech? Ik denk dat het enthousiasme een grote rol speelde…’

Uit eten

Otto heeft zijn vrouw Marjo leren kennen via SAMOS. ‘Ik vond Marjo al jaaaren leuk en ik was 29 of 30 toen de vlam oversloeg. Na een korfbalzondag in de Catharijnehal gingen we uit eten in een Grieks restaurant op de Neude. Daar was een derde bij, Albert Tietema. Hij had in de gaten dat hij niet nodig was en ging al snel weg. Ik heb Marjo toen plompverloren een zoen op haar wang gegeven.

Die avond betaalde zij het eten, want ik had geen geld. Ik vroeg haar of ik haar zou terugbetalen of dat ik haar een volgende keer mee uit eten zou nemen. Gelukkig werd het een nieuw etentje!’

‘Haantje de voors’

‘At Voogt noemde me een keer haantje de voorste. Dat voorste werd voors en zo kwam ik aan mijn bijnaam Haantje de Voors. Onder die naam schreef ik bijna elke week een stukje in het Samos Nieuws.’

Bestuursvergaderingen

Otto: ‘Destijds bestond het bestuur uit 9 bestuursleden, met vertegenwoordigers van bijna alle commissies. Helaas zagen sommigen het bestuur als een afgeleide van die commissies.

In het begin duurden de bestuursvergaderingen vaak tot middernacht. Half twee was geen uitzondering en er waren zelfs sterke uithalen tot vier uur. Maar dat laatste was voor mijn tijd. De vergaderingen begonnen vaak met een beschouwing van de wedstrijden en spelers van het afgelopen weekeinde.

Toen Jan Engelsman als voorzitter stopte, nam ik zijn rol over. Ik heb de vergaderingen meer gestructureerd, waarmee er meteen een einde kwam aan die lange vergaderingen. Ik legde de focus meer op het besturen, zodat de bestuursleden minder de praktische zaken gingen uitvoeren en hun commissies het werk in de vereniging zouden doen. Het bestuur zette daarbij duidelijke lijnen uit en faciliteerde de commissies. Net zoals Anne de Roos dat later heel goed gedaan heeft. Ik vind haar een echte moderne sportbestuurder.’

Eén jaar eruit

Otto is nog 1 jaar uit het bestuur geweest: ‘Er was een verschil van opvatting in de vereniging, zeg maar gerust een splijtzwam. De hoogoplopende discussie was wat voor een vereniging we wilden zijn: gingen we voor het topkorfbal of voor de lol? Was SAMOS toe aan een betaalde trainer van buitenaf en moesten we wel investeren in een nieuw te bouwen clubhuis?

Het Vossenhol bestond uit een kantine met aangebouwde kleedlokalen en het was rijp voor sloop. De gemeente wilde de kleedkamers slopen om er wat nieuws voor neer te zetten. SAMOS was echter niet heel rijk en de vraag was hoeveel we wilden besteden aan een nieuw clubhuis. Moesten we dan bezuinigen op het korfbal?

Spelers van SAMOS 1, zoals Rob Lof, Erik Spelten, Saskia Wolf en Jeanette Albers vonden dat SAMOS wat moest overhebben voor topsport. Een andere groep vond dat we de middelen gelijkmatig moesten verdelen en dat iemand uit bijvoorbeeld S6 evenveel recht heeft op goede trainers en goede faciliteiten.

Het bestuur kon niet echt kiezen. Zelf behoorde ik tot het tweede kamp. Dit was echter die van de minderheid en om een statement te maken ben ik toen uit het bestuur gegaan.

Omdat ik het besturen erg leuk vond, ben het jaar erna weer in het bestuur teruggekomen.’

Nieuwe kantine

‘Er kwam uiteindelijk een nieuwe kantine. Het bestuur heeft geld opzij gezet voor de bouw ervan. We hadden zo’n 7 verschillende fondsen, waaronder het Piet Henstra-fonds. Daarnaast organiseerde SAMOS activiteiten om geld in te zamelen voor de bouw van het nieuwe clubhuis.

De bouwactiviteitencommissie (BAK) organiseerde de bouwkeet met als de grote creatieve geest Jos Hendriks, samen met Bert van Lienden. De bouwkeet was de voorloper van “Onder de rode korf”.

Onder de rode korf was geïnspireerd op het VARA-tv-programma “In de rode haan”; een politiek cultureel programma, met een mix van amusement en inhoud. Ik stond daarmee zelfs op de voorpagina van het Nederlands Korfbalblad! Gelukkig was ik die middag nog naar de kapper geweest.

Terwijl Netty van Leeuwen, Aukje van Alphen en Tjaak Blokker flink zand schepten bij de bouw van de kantine, stond Otto volgens eigen zeggen in zijn ‘favoriete houding’: handen in de zij. ‘Maar ik heb zelf ook wel meegedaan hoor!’

Trainers

‘In de periode van 1979 tot 1983, de jaren dat ik voorzitter was, ging het goed met SAMOS. De vereniging kende in sportief opzicht een topperiode en we hadden trainers van buiten de vereniging. Eén van die trainers was Anton Poelstra van Rohda uit Amsterdam. Ondanks de gezamenlijke afspraak dat hij zou blijven, gaven de spelers plots aan zijn trainingen onvoldoende te vinden. Het resulteerde in een soort opstand van enkele sfeerbepalende spelers met een grote mond. Het bestuur concludeerde dat Anton niet te handhaven was.

Vervolgens ging ik als voorzitter samen met Janwillem Briedé naar Anton in Amsterdam om hem zijn ontslag aan te zeggen. Net als wij had hij het totaal niet verwacht, maar hij reageerde heel sportief en kwam later ook nog langs bij wedstrijden en feestjes.

Later zou Kees Vreeken stoppen als trainer en zochten we een opvolger. Wim Wink zou na twee landskampioenschappen stoppen bij Allen Weerbaar. Ik heb hem gewoon gebeld met een aanbod van 5.000 gulden. Dat was geen groot bedrag, maar meer hadden we niet. Hij vond de manier waarop hij benaderd was erg leuk en hij accepteerde het aanbod.

Na AW was de match tussen hem en SAMOS minder goed dan we hadden gedacht en stopte de samenwerking na een jaar. Ben Crum zei later tegen me dat we Kees Vreeken gewoon weer moesten vragen.’

Leerzaam

‘In mijn bestuursperiode heb ik heel veel geleerd. Voor mij is SAMOS is een belangrijke leerschool geweest. Terwijl mijn medestudenten het studentenleven indoken, was ik op het korfbalveld te vinden.

Op een gegeven moment heb ik aangegeven dat ik zou stoppen als voorzitter. Ik had het wel gezien, ik was voor even uitgeleerd en wilde niet in herhaling vallen. Het was tijd om op te stappen. Gelukkig waren er genoeg anderen om het over te nemen. Ik ging toen met Marjo de klaverjasavonden organiseren.

In mijn voorzitterstijd heb ik het midden gezocht tussen de topsport en het breedtekorfbal. Als ik daar op terugkijk, vind ik dat ik dat goed gedaan heb.’

Noord-Ierland

‘SAMOS kreeg de vraag of we iemand konden leveren als vertegenwoordiger van de Nederlandse sportverenigingen. Voorzitter Jan Engelsman kon niet en ik wel. Zo ging ik naar Belfast.

Doel was om in Noord-Ierland de mogelijkheden te onderzoeken tot uitwisseling van Noord-Ierse en Nederlandse sportmensen voor een Utrechtse deelname aan de Noord-Ierse landelijke sportweek ‘Sports for all’.

Vanwege de burgeroorlog tussen de protestanten en de katholieken was het idee om kinderen, jonge moeders en bejaarden een vakantie aan te bieden in Nederland. De Stichting Hulp Noord-Ierland vond sport een goede manier om hulp te bieden in de armste en meest getroffen wijken.

We sliepen in Belfast in een hotel met een heel bijzonder decor. Hier heb ik nog een artikel over geschreven in het Utrechts Dagblad.’

Papua Nieuw Guinea

‘Het nationale jeugdteam van Papua Nieuw Guinea was te gast bij SAMOS. De ploeg deed mee aan het WK microkorfbal voor jeugdlandenteams. Heleen Engelsman en ik waren hun begeleiders vanuit SAMOS.

Ze stierven van de kou! Dus hun gastgezinnen hebben ze nog warm aangekleed. Ook dat hoorde er bij.’

Wens voor Synergo

Otto: ‘Nu mijn zoon Oskar coach van Synergo 1 is, gun ik het hem en zijn ploeg natuurlijk helemaal om kampioen te worden. Ik zou het leuk vinden als Synergo in de Overgangsklasse zou spelen.

Aan de andere kant zit er structureel iets niet helemaal goed met S1 bovenin de eerste en S2 onderin de tweede klasse. Het behoud van S2 is voor een gezonde opbouw belangrijker dan promotie van het eerste.

Ik wens Synergo vooral toe dat het sportieve niveau van de vereniging in de breedte omhoog gaat. De inzet zou moeten zijn om elk eerste jeugdteam op het hoogste niveau te laten spelen. Zeker met de fantastische accommodatie die de vereniging nu heeft, moet dat op den duur mogelijk zijn.’

Otto, bedankt voor deze mooie verhalen!
Sander.

Zie ook