Oude verhalen – At

Hoe ging het korfbal lang geleden? Hoe was het korfbal vroeger bij SAMOS of DVS? Wat gebeurde er bij Synergo? We zoeken oude verhalen voor #100jaarkorfbalinUtrecht en #25jaarSynergo. Deze keer oude verhalen van At Voogt.

At (1948) wilde wel meewerken aan een interview. ‘Maar’, zo vertelde hij vooraf, ‘ik weet niet of ik wel zoveel te vertellen heb.’ Gelukkig had hij een hoop mooie oude verhalen!

Ik had lang geleden bij Synergo het verhaal gehoord dat At in ieder stadje een schatje zou hebben. Daar wilde ik het natuurlijk even over hebben. Verder was At jarenlang scheidsrechter voor Synergo en is hij nu al zo’n 7 jaar vertrouwenscontactpersoon. Een vrijwilligerstaak die niet op de voorgrond staat en waar we gelukkig niet veel mee te maken hebben.

At

At was heel lang scheidsrechter, vertelt hij: ‘Elk weekeinde floot ik op zaterdag en speelde ik op zondag. Ik floot tot en met de standaard en junioren 2e klasse. Hoger mocht ik niet van het KNKV, omdat ik nog zelf speelde. Trainen geven heb ik niet vaak gedaan, behalve om de beurt aan seniorenteams, zoals Synergo 7 en 8.’

Korfbal

In 1962 begon At met korfbal bij korfbalvereniging Terheijden, 5 km boven Breda: ‘Een leuk buurmeisje benaderde me of ik ook wilde korfballen. Met haar wilde ik dat wel! Grappig is dat ik uiteindelijk alleen met haar zus heb gekorfbald.

Anton Mulders heeft ons getraind en ik heb veel van hem geleerd. Hij coachte tegelijkertijd PKC 1 en heeft ze omhoog gebracht. Soms moesten we dan tegen PKC oefenen. Die wedstrijden waren leerzaam, maar wij vonden ze niet zo leuk. Zij waren toch wel houwdegens; zij vloekten en tierden en speelden heel hard, terwijl wij een vriendelijk en zachtaardig ploegje waren. Uiteindelijk hebben we als vereniging nog 1 jaar overgangsklasse gespeeld. Ik zelf niet, ik was er toen juist naast gezet.

Sinds 1968 studeerde ik in Utrecht en elk weekeinde ging ik dan terug naar Terheijden voor de training op zaterdagochtend en de wedstrijden op zondag. Bij SAMOS mocht ik in die periode doordeweeks alleen met het vierde meetrainen. Omdat ik dat korfbalniveau te laag vond, trainde ik samen met iemand uit militaire dienst zo’n 4 jaar mee bij korfbalvereniging Amersfoort.

Ik had altijd het idee om na mijn studie in Utrecht weer naar het zuiden terug te gaan. Alleen raakte ik zo vertrouwd in Utrecht met mijn vrienden en activiteiten dat ik niet meer terug wilde. Zo kwam ik in 1976 als 28-jarige bij SAMOS terecht. SAMOS was de enige vereniging die hoog speelde. En op zondag, want dat vond ik veel handiger met fluiten. Ik heb nooit zo goed begrepen waarom je op zaterdag zou gaan spelen, dan moet je altijd iets regelen voor coachen en zo.

Tot mijn grote verrassing kwam ik bij SAMOS met mijn 28 jaar meteen in het eerste. Dit gaf binnen de vereniging wel enige wrevel, vooral bij mijn concurrent Marcel de Vos, die naar het tweede ging. Ik was niet echt een ster, wel een nuttige speler. Ik kon het vak goed laten draaien. Een goede aanvaller was ik niet, wel een hele goede verdediger.

Drie jaar later, ik zou 30 worden, belde TC-lid Frank Backx mij dat ik niet meer in SAMOS 1 zou komen, omdat ik te oud was. Dat vond ik wel raar, maar ik heb er maar niet te lang bij stilgestaan. Er waren ook wel talentvolle spelers, ik kwam in SAMOS 2 en dat was een leuk team.

Tot 1985 heb ik in SAMOS 2 gespeeld. We zijn nog kampioen geworden in de reserve Hoofdklasse. Invallen in SAMOS 1 ging me goed af, maar een vrije doorloopbal miste ik dan wel. Er is toch een andere druk in het eerste.

Ik had een typisch schot, een soort omgekeerd zesje. Tja, we waren als jeugdleden niet zo getraind op techniek. Ik schoot heel hoog en raakte het plafond nog wel eens. Ook heb ik een keer tussen de steunbalken van het plafond door geschoten.’

Korfbal vroeger

At: ‘Bij Terheijden hadden we op een braakliggend terrein 2 korven neergezet om te schieten. Ook later bij SAMOS waren we altijd intensief met korfbal bezig, eigenlijk elke avond. Aanvallende tactieken hadden we nauwelijks. We zetten een afvang en aangeef neer en gingen schieten. Ook onze dames speelden wel voorin om te schieten.

We hadden met Saskia Wolf een echte paaldame. Zij was lang en had een hele mooie schijnbeweging: de Saskia-shuffle. Ze deed dan alsof ze ging aangeven en stapte vervolgens terug. Haar dame stapte dan in en Saskia nam een korte kans.

Aan het begin van het seizoen gingen we vaak naar de boerderij van de ouders van Jooske Cox op Terschelling. Daar trainden we met provisorische korven en werkten aan onze conditie: duin op, duin af, door het mulle zand. Ik kon goed hardlopen en had een gigantische conditie.

Ook deden we mee aan het voetbal- of volleybaltoernooi in Midsland, het centrale dorp van Terschelling. Daarna hadden we een barbecue. Dat was een oud fietswiel die op een stapel stenen leunde. ’s Avonds was er natuurlijk feest.

Molentje draaien kwam pas in latere jaren, onder invloed van Ben Crum. In SAMOS 4 was al die tactiek ook allemaal niet zo nodig. We hadden goede schutters en hele goede dames. Het was een leuk en evenwichtig team met onder andere Jan-Willem Briedé, Betty van Mechelen, Erik Spelten, Anita van Dekken, Max Soopers, Anita de Rooij en Yvonne Pit.’

Nederlands team

‘Ik ging nog wel eens kijken bij wedstrijden van het Nederlands team. Met SAMOS hebben we ook vaak tegen het Nederlands team gespeeld. Corrie de Zeeuw van GKV Gorcum, en later PKC, was heel explosief en maakte veel doelpunten. Maar, zij deed niet mee met het Nederlands team, omdat ze van haar man niet op zondag mocht spelen. Als zij dan ook aan het kijken was, zei ik dat Hij haar heel graag ziet spelen, ook op zondag.’

In 1978 heb ik als 29-jarige nog een interland gespeeld met het Nederlands studentenkorfbalteam. In dat jaar was ik begonnen als docent wis- en natuurkunde in Amersfoort en ik moest mijn eerstegraads bevoegdheid (MOB) nog halen voor natuurkunde.

Als oudere speler had ik wel wat weerwoord tegen onze coach Ben Crum. Daarom maakte hij me ook aanvoerder. Rob Lof was reserve. Als Rob erin kwam, was het mijn rol om Rob aan te geven.

We speelden in de Hel van Deurne, met die steile en hoge tribunes. Ik stond tegen de beste speler van België en Ben zei dat ik de andere heer moest nemen. Dat deed ik en ik liet er meteen 1 door; ik was nog niet goed op hem ingespeeld. Ik weet nog steeds niet waarom ik van heer moest wisselen!’

‘Positieve faalangst’

‘Ik merkte dat ik onder hoogspanning meer kon en beter presteerde. Ik noem het maar positieve faalangst. In Terheijden speelde ik een keer tegen PSV, het duel tussen Oost- en West-Brabant. Ik had buikpijn van de spanning vooraf, maar in de wedstrijd ging het heel goed.

In 1982 waren we met SAMOS 2 kampioen en speelden we een beslissingswedstrijd in Gorcum tegen Trekvogels, de kampioen van Zuid-West. Vlak voor tijd stond het gelijk en ik scoorde de beslissende strafworp, zodat we wonnen.’

‘De kleine finale’

‘Na de winst van de beslissingswedstrijd speelden we in ‘de kleine finale’ van reserveteams tegen Deetos 2 om het kampioenschap van Nederland voor reserveteams. Dat was in de Rijnhal in Arnhem met 6.000 toeschouwers. Onze hoffotograaf toen was Rob Engelsman en Heleen Engelsman was onze fysiotherapeut.

Ik speelde tegen Bram van Geffen, dé aanvaller van Deetos. We stonden voor en het ging best goed. Totdat onze topscoorder Paul Engelsman vlak voor rust door zijn enkel ging. We hadden een smalle selectie en zijn vervanger Tom van Rheenen kon het helaas niet van hem overnemen. Na een spannende wedstrijd verloren we helaas. Ik maakte drie doelpunten en was onze topscoorder.’

In ieder stadje…

Als invaller ging ik een keer mee met het Synergo-team van At naar een uitwedstrijd. At ging met de trein en had een fiets bij zich en zou na de wedstrijd meteen doorfietsen naar een afspraak. Iemand vertelde me toen dat At in ieder stadje een schatje zou hebben.

At: ‘Die uitspraak komt van Jooske. Rond 1976 had ik een uitwedstrijd met Terheijden in Den Haag. Mijn eerste liefde kwam kijken met haar ouders en tante. Die tante woonde in Den Haag en daarna ging ik met hen mee. Later ging ik inderdaad vaak na de wedstrijd nog naar een afspraak.’

Samen op vakantie

‘Als team waren we een hecht clubje en we gingen samen op vakantie. In 1980 reden we met onder andere Kees Vreeken en Jooske Cox naar de Vogezen en de Jura. Bij Maastricht viel mijn fiets van het dak af: Kees had hem niet goed vastgezet. Een vrachtwagen kon nog nét stoppen, anders had ik helemaal geen fiets meer gehad. Er zat een grote slag in mijn wiel. In Trois Points in België heeft een fietsenmaker provisorisch die slag eruit gehaald. Later heb ik het nog bij een andere fietsenmaker goed laten repareren.’

‘Ga rechtdoor over de rotonde’

Kees Vreeken was volgens At berucht om zijn stuurmanskunsten: ‘Veel dames wilden al niet met hem meerijden in de auto. Ik had geen rijbewijs en was blijkbaar wat naïever. Op de rotonde bij het politiebureau Paardenveld, aan het einde van de Amsterdamse Straatweg, was Kees wat afgeleid omdat we zaten te kletsen. Hij reed gewoon rechtdoor, in het perkje van het midden van de rotonde. Resultaat: een gebroken as.’

Feest en ballet

‘Rond 1979 woonden Frank Dingjan en Annemieke tijdelijk in boerderij Meereveld, omdat de boerderij verbouwd moest worden. Het was veel groter dan onze kantine en had verschillende ruimtes. We hadden daar toen een grandioos feest.

Eens in de zoveel tijd moest elk team iets doen tijdens een bonte avond in de kantine. Het creatieve brein van die avonden was Jos Hendriks. Otto van de Vijver was tekstschrijver, samen met Kees Vreeken, die journalist was. In 1982 heb ik met Betty van Mechelen een balletdans gedaan.’

Comeback

‘Toen ik 37 was, vroeg de coach Rob Lof me om in de zaal in SAMOS 1 te spelen. Ik moest wel gniffelen: te oud toen ik 30 was en nu op mijn 37e weer in 1!
Het was een heel jong team, met onder andere Anne de Roos, Ivar Knopper en Edwin Brazil. Ik was aangetrokken vanwege mijn ervaring en om spelers als Ivar een beetje in toom te houden.

We speelden een keer tegen Oost-Arnhem, waarin Erik Wolsink speelde. Wij waren allemaal kleiner en omdat we uitspeelden, konden wij naar hen opstellen en bleven we redelijk bij. Maar de thuiswedstrijd was rampzalig: Erik stond nu samen met nog een lange heer tegen onze kleine heren en ze liepen maar voor ons, onderschepten veel en wij waren moeilijk aanspeelbaar.

Bijzonder vond ik het om dat zaalseizoen tegen Erik Spelten te spelen tegen DKOD 1. Hij was van SAMOS overgestapt naar DKOD, was echt goed en ik moest hem verdedigen. Hij had een heel goed schot en dat heeft hij overigens nog steeds. Eriks broer Marco spot er nog steeds mee: Erik scoorde er dan wel een stuk of 7, maar ik had een hogere efficiëntie dan Erik: ik schoot namelijk 1 keer en scoorde tegen hem!’

Baard

Op alle oude foto’s is At te zien met een grote baard: ‘Rond 1990 heb ik hem er afgehaald. Mijn toenmalige vriendin zei dat het niet had gehoeven, maar ik vond het wel tijd.’

Kniepees

‘Toen ik in 2008 in Synergo 6 speelde, met onder andere Peter Kalisvaart, Yvonne Nortier, Karin van de Wel, Nynke Riemersma en Xander Tamminga, ben ik door een blessure noodgedwongen gestopt.

Ik scheurde mijn kniepees, dat is de pees die de knieschijf met je scheenbeen verbindt. Ik zette af om voor een schot in te draaien naar de korf. Er knapte iets, alsof er een klap met een hamer was. Het publiek hoorde het, terwijl ik het alleen maar voelde. Peter Kalisvaart onderzocht me en had het meteen door. Ik kan me nog heel goed zijn blik herinneren dat het niet goed was.

In het ziekenhuis moest ik mijn onderbeen optillen, maar dat kon ik niet. De volgende dag moest ik terugkomen voor een operatie. Tijdens die operatie weet ik nog dat de artsen enorm zaten te rukken aan mijn knieschijf. Ze legden er een ijzeren vlechtwerk omheen en ik vroeg aan de assistent of ik daarna weer kon korfballen. “Ja hoor”, was het spottende antwoord, “een collega van ons is daarna al twee keer terug geweest voor hetzelfde”.

Na een half jaar ben ik weer geopereerd om het vlechtwerk eruit te laten halen. Die heb ik nog in een potje. De titanium schroef in mijn knie was afgebroken en de arts kon hem er niet uit wurmen. Hij zit er dus nog.’

Trombose

‘Zes weken na de tweede operatie kreeg ik trombose. De prikken tegen trombose waren op, ik kreeg ’s nachts pijn in mijn rug en mijn been was paars en opgezet. Ik ging de volgende ochtend meteen naar de fysiotherapeut, werd doorverwezen naar de huisarts en ging daarna meteen door naar het ziekenhuis. Er zat een bloedprop in mijn lies en daardoor bleef het vocht zitten. Normaal moet je je kuitspier bewegen om het bloed te blijven doorpompen, maar dat kon ik dus niet. Het werd een pijnlijke periode waarin ik van november tot februari niet op mijn been kon staan en daardoor ook geen les kon geven.

Hardlopen en korfballen kon ik niet meer, omdat ik snel verzuring kreeg. De klep in mijn knieholte bleek beschadigd. Ik was 59 en vond het ook wel een sein van mijn lichaam om te stoppen. Het was mooi geweest.’

Vroeg

‘Bijna elke zondag gingen we na de wedstrijd met ongeveer 10 tot 15 personen eten bij de Italiaan, La Fontana. Ze rekenden zelfs op ons. We dronken dan aardig wat Italiaanse wijn. Dat was ook 1 van de redenen waarom ik niet op maandagmorgen wilde werken. Gelukkig kon dat rooster-technisch en kreeg ik de eerste twee uur vrij.

De andere reden is dat ik totaal geen ochtendmens ben; ik ben een extreem avondmens en een slechte slaper. Ik sta nooit vroeg op. Ik weet nog dat ik eens misdienaar was en dat we om 5.00 uur een mis hadden; ik was flauwgevallen. Ik kón het gewoon niet.

Toen ik 52 was, kreeg ik standaard elke dag het eerste uur vrij. Vanaf 56 jaar was er nog een extra regeling om minder uren te werken. Zo had ik ook het 3e uur vrij. Dan begon ik na de 2e pauze, zo rond 11.00 uur.’

VCP

Een taak bij Synergo waar gelukkig niemand veel van hoort, vervult At samen met Maartje Lindemann als onze vertrouwenscontactpersonen (VCP). At: ‘Ik startte in 2014, toen Anne de Roos mij en Joke Kraan vroeg. Als VCP ben ik op afstand en toch betrokken bij Synergo.

Gewone leden merken eigenlijk niet veel van de VCP, behalve dat we de aanvraag doen voor de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor Synergo-vrijwilligers.

Alleen het bestuur krijgt op hoofdlijnen een summier rapport van waar de VCP’s mee te maken hebben in de vereniging. Gelukkig gebeurt er bij Synergo niet veel voor de VCP. Pas als er iets is waarvoor de ondersteuning van de VCP niet voldoende is, schakelen we het bestuur, hulpverlenende instanties of de vertrouwenspersoon van het KNKV of NOC*NSF in. Maartje en ik zijn vertrouwenscontáctpersonen, geen vertrouwenspersoon, dus wij nemen contact op en ondernemen niet zomaar actie.’

Ik hoop dat Synergo net als SAMOS langzaam naar de Hoofdklasse kan gaan

Wens voor Synergo

‘Zo af en toe kijk ik een korfbalwedstrijd, zoals de zaalfinale. Verder houd ik de uitslagen van Synergo in de gaten.

Ik hoop dat Synergo net als SAMOS langzaam naar de Hoofdklasse kan gaan. Volgens mij zit het er wel in. Daarvoor moet Synergo stabiel groot blijven, maar niet té groot. Het gevaar van het streven naar groter worden, is dat het managen ervan een grote kunst is. Daar heb je bijna echte professionals en een andere verenigingscultuur voor nodig. Dat moeten we denk ik niet willen.’

At, bedankt voor deze mooie verhalen!
Sander.

Zie ook