Beginnende korfballers en F- en E-jeugd

Ik wil terug naar Korfbalthema’s | Trainersportaal | Checklist voor trainers


Beginnende korfballers starten meestal op “nul”. Ze stromen vaak in F (6 – 7 jaar) en E (8 – 9 jaar) teams, maar soms ook in oudere teams. Dat maakt het soms ook moeilijk hen voldoende aandacht te geven binnen de training aan de andere, meer gevorderde korfballers. Als trainer moet je daar apart aandacht voor hebben bij het maken van je training.

Voor de beginners inclusief de spelers op F en E niveau kan worden aangegeven waarmee de trainer aan de slag kan in het eerste jaar en deels ook voor het tweede jaar.

Binnen de categorie E en F zijn er belangrijke verschillen op de volgende punten:

Verdedigd schieten

Bij de F-jeugd mag de aanvaller schieten ook al wordt hij / zij verdedigd. Spelers die instromen in oudere teams, mogen dit dus niet en moeten andere oefeningen krijgen binnen de thema’s schieten en vrijlopen.

De overgang van de F jeugd naar de E jeugd

De korf staat bij de E-jeugd een stuk hoger dan bij de F’s en de bal is groter en zwaarder. Dat vraagt aanpassing in schieten, passing en vangen. Sneller schieten wordt noodzakelijk (want als je verdedigd wordt, mag je niet schieten) en de spelers moeten zo snel mogelijk van verder leren schieten.

In onderstaand overzicht wordt per korfbalactie benoemd waar de trainer zich in de oefeningen die hij maakt, op richt en waar hij op let.

Eerste jaar van de beginnende korfballer

Schieten (met als resultaat scoren): het bovenhandse schot

  • is in staat scoren in de wedstrijd;
  • is in staat scoren in de training;
  • is in staat om snel te schieten;
  • kan afstand voor schot inschatten;
  • heeft goede uitvoering van schieten;
  • herkent schotkans in spelvorm (bij E);
  • herkent eigen mogelijkheden (afstand, snelheid).

Vrijlopen

  • loopt naar een plek waar niemand is (begint ruimte te zien t.o.v. medespelers);
  • loopt vrij in de richting van de korf waar je mag schieten;
  • maakt schijnbewegingen;
  • loopt vrij om te kunnen gaan schieten.

Passen

  • kan passen binnen 3 tellen;
  • kan steeds meer gerichter passen;
  • kan verder passen;
  • kan passen over tegenstanders heen;
  • kan met links en rechts passen;
  • kan snel passen;
  • kan passen met weerstand.

In balbezit blijven of in balbezit komen

  • kan de bal zo snel mogelijk in de handen pakken / krijgen;
  • kan de bal na een pass direct vangen;
  • kan de bal vangen na een doelpoging;
  • kan de bal zo snel mogelijk te pakken na een stuit of op de grond.

Verdedigen van schieten

  • kan schutter hinderen door zo dicht mogelijk erbij te staan;
  • kan hinderen waarbij de verdediger tussen de aanvaller en de korf staat;
  • kan in een later stadium meteen een ‘eigen tegenstander’ volgen als de bal bij de tegenstander is.

Voorkomen van vrijlopen

  • kan de tegenstander volgen
  • kan ‘jagen’ op de bal.

Voorkomen van passen

  • hindert pass door er dicht bij te staan.

Goochelen met de bal

  • ervaringen opdoen wat je allemaal met een bal kunt doen;
  • de bal makkelijk hanteren;
  • herkennen wat een bal doet bij stuiten / rollen / tegen muur gooien, etc.

Spelregels

De spelers moeten de belangrijkste spelregels leren die bepalend zijn voor het spelen van een wedstrijd.

Dat zijn:

  • niet lopen met de bal in de handen;
  • beschermd balbezit (bal niet uit de handen pakken, slaan e.d.);
  • geen lichamelijk contact;
  • een bal op of over de lijn is ‘uit’;
  • bij een spelhervatting een kleine afstand houden;
  • niet duiken op de bal.

Tweede jaar van de beginnende korfballer

Let op: bij de E-jeugd komt de spelregel erbij dat je NIET mag schieten als de aanvaller verdedigd wordt. Dat is een spelregel die direct invloed heeft op de thema’s schieten en vrijlopen.

Schieten

  • schiet alleen als je vrij staat;
  • herkent vrij staan = schieten;
  • kan sneller schieten;
  • herkent vanaf welke afstand je kunt schieten;
  • leert strafworp;
  • leert doorloopbal (halverwege het 2 jaar).

Vrijlopen

  • loopt bewuster vrij t.o.v. tegenstander;
  • leert om ruimte te houden t.o.v. medespelers;
  • loopt vrij in een ruimte zodanig dat hij ook kan schieten.

Passen

  • speelt bewust naar iemand die vrijstaat;
  • passt in handen medespeler;
  • herkent dat iemand vrij staat en passt gericht;
  • ziet meer dan één medespeler;
  • gebruikt uitvoering van passen die past bij de korfbalsituatie;
  • kan passen met flinke weerstand;
  • kan snel passen nadat de bal is ontvangen.

In balbezit blijven of in balbezit komen

  • kan bal in één keer vangen, ook na een schot;
  • kan bal vangen om te schieten;
  • kan bal ‘snel’ pakken.

Voorkomen van schieten

  • kan een directe tegenstander volgen, vooral direct na balverlies.
  • blijft kort bij de directe tegenstander;
  • verdedigt op moment dat tegenstander de bal heeft. 

Voorkomen van vrijlopen

  • kan tegenstander volgen en ook nog de bal onderscheppen;
  • kan bij tegenstander blijven;
  • kan jagen op de bal;
  • herkent wanneer 1-1 verdedigen nodig is;
  • ziet de bal en tegenstander.

Voorkomen van passen

  • kan passen moeilijk maken. 

Goochelen met de bal

  • kan de bal controleren in diverse situaties;
  • kan trucjes met de bal uitvoeren.

Spelregels

  • kent spelregels ten aanzien van verdedigd schieten.

Zie ook